top of page

Oefeningen

Next Level Learning pict17.png

Hieronder zijn de oefeningen beschreven die nodig zijn om Next Level Learning te bereiken. Dit is een subpagina van de pagina ‘Hoe bereik je Next Level Learning’. Lees die pagina voordat je aan de oefeningen begint.

​

De onderstaande oefeningen doe je met behulp van de tool voor Next Level Learning en optioneel het boek ‘Bewustzijn upgrade’. De oefeningen met het boek zijn alleen nodig als je het boek gaat gebruiken zoals beschreven op de pagina ‘Hoe bereik je Next Level Learning’ onder de kop ‘Maximaal resultaat’. Om de oefeningen zonder boek te doen sla je de oefeningen of delen daarvan waarvoor het boek nodig is over.

 

De tool bestaat uit twee animaties, de eerste heeft de titel ‘Een nieuw perspectief’ en de tweede heeft de titel ‘Wat je nodig hebt voor Next Level Learning’. Hieronder worden naar deze verschillende animaties verwezen met 1 (eerste) of 2 (tweede).

​

​

Praktische richtlijnen

​

Er is een aantal aandachtspunten waarmee je het resultaat van de oefeningen positief kunt beïnvloeden:
- leg er geen tijdsdruk op.
- maak geen tijdsplanning over wanneer je wat doet.
- probeer het langzaam te doen met aandacht.

- neem geregeld pauzes (naast de aangegeven pauzes) van minstens een uur of bijvoorbeeld een hele dag.

- rond een oefening af voordat je ermee ophoudt.

- geef antwoorden op de vragen alsof je het iemand uitlegt die het helemaal niet begrijpt.

- bewaar alles wat je opschrijft goed voor als je deze oefeningen in herhaling doet.

- doe de oefeningen in precies de volgorde die is aangegeven.

- lees deze praktische richtlijnen regelmatig door.

​

​

Oefening 1:

1a) Doorloop animatie 2 en leg daarna aan jezelf uit wat je ervan hebt begrepen op de volgende manier:

​

  • Leg voor iedere vraag 1 t/m 6 aan jezelf uit wat je er hebt gezien en wat je ervan begrijpt.

  • Leg uit hoe dit werkt bij een mens en gebruik geen elementen van de metafoor zoals stier of rode lap.

  • Leg het zo technisch mogelijk uit en gebruik geen voorbeelden in je uitleg. 

  • Check of je uitleg in de tool terug te vinden is.

  • Als het uitleggen niet lukt ga dan altijd weer terug naar de tool.

​

1b) Je checkt of je kunt uitleggen wat je in het boek bij de waarnemingen 1-8 op pagina 18-26 ziet aan de hand van wat je bij vraag 1-6 hebt gezien in de 2de animatie van de tool. Lees voordat je dit gaat doen de introductie tot de waarnemingen in het boek op pagina’s 15-17.

 

​

Oefening 2:
2a) Doorloop de eerste animatie en leg uit wat je ziet gebeuren op pagina’s 6 en 8 aan de hand van wat je hebt begrepen van animatie 2 en de waarnemingen uit het boek.

​

2b) Deze oefening doe je als je de oefeningen 5 en 6 al een keer gedaan hebt. Stel je voor dat jij in de situatie bent van pagina 6 en 8 van animatie 1. Leg uit wat er in deze situatie gebeurt aan de hand van wat je opgeschreven hebt bij de oefeningen 5 en 6. Pas eventueel aan wat je hebt opgeschreven bij oefening 5 en 6 zodat je de volgende keer als je deze oefening doet niet meer hoeft na te denken over de situatie.

​

​

Oefening 3:

3a) Doe de oefening zoals hieronder beschreven aan de hand van een casus. De eerste keer dat je deze oefening doet schrijf je je antwoorden op, zowel voor de drie hoofdvragen (I, II, III) als de drie subvragen (i, ii en iii). Elke keer daarna neem je bij deze oefening een andere casus maar schrijf je je antwoorden niet meer op.

​

Neem een situatie in gedachten van iemand die je kent in relatie tot een deadline: (Als je deze oefening al drie keer gedaan hebt dan kun je ‘deadline’ vervangen door een andere situatie)

- Stel je een casus voor waarin een ander spanning heeft in een situatie met een deadline, zo recent mogelijk.
- Je gaat er een aantal vragen over krijgen dus je moet er genoeg van weten of gezien hebben om die te kunnen beantwoorden.
- Neem een casus zo groot of klein als je zelf wil.

​

  • Beantwoord onderstaande (sub) vragen die horen bij deze oefening vanuit de casus die je hebt gekozen.

  • Check of je antwoorden werkelijk een antwoord zijn op de vraag.

​

I) Wat zie je een deadline bij de ander veroorzaken?
i) Waarom weet je dit zeker?
ii) Leg uit wat er gebeurt (op dezelfde manier als bij de 2de, 3de en 4de bullet van de oefening 1a).
iii) Kloppen de antwoorden die je hebt gegeven met wat je ziet bij vraag 1 en 4. Check dit door terug te gaan naar deze vragen in animatie 2.

​

II) Wat is het perspectief van de ander op de deadline?
i) Waarom weet je dit zeker?
ii) Leg uit wat er gebeurt (op dezelfde manier als bij de 2de, 3de en 4de bullet van de oefening 1a).
iii) Kloppen de antwoorden die je hebt gegeven met wat je ziet bij vraag 2 en 5. Check dit door terug te gaan naar deze vragen in animatie 2.

​

III) Is de ander in de interpretatie- of de waarnemingsstand en wat is er nodig om van stand te wisselen?
i) Waarom weet je dit zeker?
ii) Leg uit wat er gebeurt (op dezelfde manier als bij de 2de, 3de en 4de bullet van de oefening 1a).
iii) Kloppen de antwoorden die je hebt gegeven met wat je ziet bij vraag 3 en 6. Check dit door terug te gaan naar deze vragen in animatie 2.

​

3b) Check je antwoorden van de 1ste vraag (I en subvragen i, ii, iii) met de waarnemingen 1, 2, 3, 4 en 5 en bijbehorende beschrijvingen op de pagina’s 18-23 van het boek. Doe deze check zowel voor de casus van deze sessie als ook voor de casus van de eerste sessie dat je deze oefening deed (en waarvan je de antwoorden hebt opgeschreven). Als je een antwoord die je oorspronkelijk bij 3a hebt opgeschreven zou willen veranderen dan schrijf je het antwoord opnieuw op (en bewaar ook het oorspronkelijke antwoord).

​

3c) Als je deze oefening al een keer gedaan hebt vergelijk je je antwoorden van de 1ste vraag (I en subvragen i, ii, iii) met de antwoorden van de eerste keer die je hebt opgeschreven. Als je een antwoord die je oorspronkelijk bij 3a hebt opgeschreven zou willen veranderen dan schrijf je het antwoord opnieuw op (en bewaar ook het oorspronkelijke antwoord).

​

​

Neem pauze en kijk daarna terug op bovenstaande oefeningen. Als er spanningen zijn opgetreden of als er nog steeds spanning, irritatie, verwarring, onrust, twijfel, vraagtekens, onduidelijkheid, neiging tot opmerkingen maken, afhaken, er van afmaken etc is ga dan terug naar oefening 1 en herhaal het geheel. De volgende keer als je hier bent aangeland ga je na deze pauze verder naar de volgende oefening.

​

​

Oefening 4:

4a) Neem een situatie in gedachten van jezelf in relatie tot een deadline: (Als je deze oefening al twee keer gedaan hebt dan kun je ‘deadline’ vervangen door een andere situatie)

- Stel je een casus voor waarin je spanning hebt in een situatie met een deadline, zo recent mogelijk.
- Je gaat er een aantal vragen over krijgen dus je moet er nog genoeg van weten om die te kunnen beantwoorden.
- Neem een casus zo groot of klein als je zelf wil.

 

  • Beantwoord onderstaande (sub) vragen die horen bij deze oefening vanuit de casus die je hebt gekozen.

  • Check of je antwoorden werkelijk een antwoord zijn op de vraag.

 

I) Wat zie je een deadline bij jezelf veroorzaken?
i) Waarom weet je dit zeker?
ii) Leg uit wat er gebeurt (op dezelfde manier als bij de 2de, 3de en 4de bullet van de oefening 1a).
iii) Kloppen de antwoorden die je hebt gegeven met wat je ziet bij vraag 1 en 4. Check dit door terug te gaan naar deze vragen in animatie 2.

 

II) Wat is het perspectief van jezelf op de deadline?
i) Waarom weet je dit zeker?
ii) Leg uit wat er gebeurt (op dezelfde manier als bij de 2de, 3de en 4de bullet van de oefening 1a).
iii) Kloppen de antwoorden die je hebt gegeven met wat je ziet bij vraag 2 en 5. Check dit door terug te gaan naar deze vragen in animatie 2.

 

III) Ben je in de interpretatie- of de waarnemingsstand en wat is er nodig om van stand te wisselen?
i) Waarom weet je dit zeker?
ii) Leg uit wat er gebeurt (op dezelfde manier als bij de 2de, 3de en 4de bullet van de oefening 1a).
iii) Kloppen de antwoorden die je hebt gegeven met wat je ziet bij vraag 3 en 6. Check dit door terug te gaan naar deze vragen in animatie 2.

​

4b) Check je antwoorden van de 1ste vraag (I en subvragen i, ii, iii) met de waarnemingen 1, 2, 3, 4 en 5 en bijbehorende beschrijvingen op de pagina’s 18-23 van het boek.

​

​

Oefening 5:
5a) Als er spanningen optreden in de bovenstaande oefeningen, wat is daarvan de oorzaak? Schrijf dit antwoord op.

 

5b) Check je antwoord van 5a met wat je ziet bij vraag 1, 2 en 3 van de 2de animatie en check het daarna met de waarnemingen 1, 2, 3, 4 en 5 en bijbehorende beschrijvingen op de pagina’s 18-23 van het boek.

 

5c) Als je deze oefening al een keer gedaan hebt vergelijk je je antwoord met het antwoord van de vorige keer.

​

​

Oefening 6:
6a) Als er spanningen optreden in de bovenstaande oefeningen, wat is er dan nodig om tot ontspanning te komen zonder iets aan de situatie of omstandigheden te veranderen? Schrijf dit antwoord op.

 

6b) Check je antwoord van 6a met wat je ziet bij de vragen 4, 5 en 6 van de 2de animatie en check het daarna met de waarnemingen 6, 7 en 8 en bijbehorende beschrijvingen op de pagina’s 23-26 van het boek.

 

6c) Als je deze oefening al een keer gedaan hebt vergelijk je je antwoord met het antwoord van de vorige keer.

​

​

Neem pauze en ga daarna terug naar oefening 2 en herhaal het geheel. Daarna kun je hier stoppen en heb je de oefeningen voltooid.

​

​

Next Level Learning bereiken

 

Lees verder op de pagina over ‘Hoe bereik je Next Level Learning’ onder de kop ‘Next Level Learning bereiken’.

​

bottom of page